De ondertitel van dit boek is helemaal raak: ‘Een geschiedenis van alledaags Amsterdam in de zeventiende en achttiende eeuw’. Historicus Bob Pierik haalde uit het archief tal van verhalen  van gewone Amsterdammers die iets gedaan of meegemaakt hadden, wat ze zelf niet konden oplossen. Door de beschrijvingen van die kleinere en grotere conflicten, krijgt Pierik zicht op het leven de gewone Amsterdamse man en vrouw. En dan gaat het over het wonen, het vervoer, het werk, de seks, en noem maar op. 

Wat mij betreft een boeiend en goed geschreven boek.

Wat mij opviel tijdens het lezen:

“In dit boek gaan we de straat op om gewone Amsterdammers te ontmoeten. De handelaren en regenten komen wel eens langs, maar in een bijrol, zoals de gewone Amsterdammer die in veel andere geschiedenissen heeft gehad.”

“Het archief van de secretaris van de hoofdofficier. (…) Het is een soort politiearchief, vol getuigenissen van mensen die verslag deden van misdaad, ruzie en onenigheid. Maar het zijn geen droge opsommingen van conflicten. Vaak wordt er een gedetailleerde context van de situatie geschetst. (…) Het resultaat is jaren aan archiefmateriaal uit de zeventiende en achttiende eeuw waarin is opgetekend en minder gemiddelde Amsterdammers hun conflicten uitvochten.”

“We zien dat mannen gemiddeld vaker en verder van huis waren dan vrouwen, maar dat vrouwen allesbehalve aan huis gekluisterd waren.”

“Door toenemende welvaart en stadsverlichting groeide de behoefte aan een rijk nachtleven. In 1668 had kunstenaar en uitvinder Jan van der Heijden voorgesteld om achttienhonderd straatlantaarns te maken en te plaatsen. Het stadsbestuur ging akkoord, vanwege het grote aantal ongelukken van mensen die in het donker in de grachten vielen en verdronken, om de ratel- en burgerwacht te ondersteunen en om bij brand meer zicht te hebben.”

“Op de Grote Vismarkt bij de Dam liep een grote steiger het Damrak in, waar schuitjes met grote manden vol vis konden aanmeren. Het Damrak was toen nog water dat helemaal tot aan de Dam liep. Waar nu de Beurs van Berlage, het Beursplein en de Bijenkorf zijn, was toen water met een grote vissteiger waar bootjes konden aanmeren. De markt was ingedeeld in aparte zones voor zeevis, riviervis en paling. De visverkoop was voor een groot deel vrouwenwerk.”

“De kleding die het meest voorkomt in getuigenverklaringen zijn hoofddeksels. Het hoofd was vaker bedekt dan onze hedendaagse kale kruinen. Hoeden, mutsen, pruiken en andere hoofddeksels waren op straat alom aanwezig. Eigenlijk waren alleen kleinere kinderen soms blootshoofds, maar elders gold voor vrijwel alle sociale klassen dat zomaar een naakt hoofd in de openbaarheid een gebrek aan bescheidenheid toonde.”

“Hoewel er zeker een masculiene kroegcultuur van gevechten met messen bestond, deden vrouwen ook mee aan de variant waar iemand in zijn of haar eigen huis werd uitgedaagd. Vooral geweld tussen buren was vaak een zaak tussen vrouwen.”

“Niet alleen inde winter, maar het hele jaar door waren er sledes te vinden in de straat. Koetssledes werden met een paard over de straatstenen voortgetrokken, waarbij een vettige doek – ‘de smeerlap’ genaamd – werd gebruikt om de leggers soepel te houden. Ze reden op voetgangerssnelheid. (…) Terwijl in Londen en Parijs vanaf de zeventiende eeuw koetsen al snel veel terrein veroverden, loopt de Amsterdamse geschiedenis uit de pas Hier werden koetsen actief verboden en kwam de koetsslede op, een compromis tussen de behoefte van de rijken om zich te laten vervoeren, en het stadsbestuur dat de straten voor iedereen toegankelijk en veilig wilde houden. (…) In 1736 werd het rijden met koetsen in de stad dan toch gelegaliseerd.”

“Veel mensen op weinig ruimte maakten de seksuele stadscultuur tot op zekere hoogte transparant. Je moest veel moete doen om ongezien en ongehoord te blijven. (…) Sekslevens in de stad werden gevormd door dunne wandjes, losse tongen en netwerken van buren, familie en anderen die overal meeluisterden en meekeken. Wettelijk toegestane seks, beperkt tot heteroseksuele seks binnen een huwelijk, was via dat huwelijk iets waar familie, buren en autoriteiten zicht op hielden. Seks die verboden was, had dan weer mensen nodig die op het juiste moment wegkeken, of in ieder geval achteraf zwegen. Dat er überhaupt meegekeken werd, was bijna een gegeven, op uitzonderingen op uitzonderlijke plekken zoals de stadsvestingwallen na. En zelfs dan lekte af en toe nog iets uit.”

“Onderzoek naar de praktijk toont aan dat voor vrouwen niet-werken uitzonderlijker was dan wel werken. Vroegmoderne vrouwen werkten massaal. Het idee van een man die in zijn eentje kostwinner is en zo een vrouw en een gezin onderhoudt, is eigenlijk een heel moderne (en zelfs dan onhoudbare) uitvinding. (…) Ook het huis was een plek waar constant niet-huishoudelijk werk werd verricht. (…) Het meest voorkomende werk dat door vrouwen die in de getuigenverklaringen staan werd gedaan, was werk in herbergen, tapperijen en wijnhuizen.”

“Straatleven was een bijzondere mix van massale anonimiteit en juist intieme bekendheid met elkaar. Zeker niet iedereen kende elkaar, maar de sociale lijm was hecht genoeg om elkaar van gezicht te kennen, of anders wel iemand anders te kennen die diegene wel weer kende. En doordat de straat altijd dichtbij was, waren er altijd ogen en oren die opletten. Het sociale weefsel van Amsterdam, een gigantische dichtbevolkte metropool, functioneerde zo eeuwenlang zonder moderne bureaucratische systemen met uitgebreide straatnummers, nummerborden op voertu9igen en verregaande registraties van personen.”

Plaats een reactie