Soms vergist een mens zich. Ik las dit boek van Maarten Prak uit 2012, maar dacht dat het de bewerkte uitgave uit 2020 was.. Toch las ik het met plezier en interesse, omdat het als overzichtswerk veel bood. De laatste jaren las ik meer fragmentarisch over de 16de en 17e eeuw, van de biografie van Willem van Oranje tot Rampjaar 1672, en over de VOC in Zuid-Afrika en toenmalig Nederlands-Indië

Prak heeft een brede blik. Hij onderzoekt de staatkundige besturing van de Republiek na de Opstand tegen Spanje, en de economische kant van de zgn. Gouden Eeuw (VOC!), en ook de rol en positie van de Gereformeerde Kerk. En nog veel meer. 

Wat mij opviel tijdens het lezen:

“Uit de Opstand tegen Spanje ontstond een nieuwe staat die enerzijds recht moest doen aan de voorafgaande verdeeldheid en anderzijds aan de algemeen gevoelde noodzaak tot samenwerking. (…) De Republiek was een verbond van steden en provincies, die hun identiteit ontleenden aan de politieke zelfstandigheid van elk afzonderlijk. (…) De hele zeventiende eeuw door, balanceerde de Republiek zodoende tussen eendracht en tweespalt.”

“Tegenwerking vanuit het buitenland, militaire dreiging en een gebrek aan samenwerking in het binnenland leidden, in samenspel met een algehele teruggang in de Europese economie in de tweede helft van de zeventiende eeuw, tot steeds grotere spanningen in de Republiek en uiteindelijk tot stagnatie en uitputting. In 1715 was het overduidelijk dat de Gouden Eeuw ten einde was.”

“Holland was een laatbloeier. In de veertiende en zelfs de vijftiende eeuw nog lag het economisch zwaartepunt van de Noordelijke Nederlanden meer naar het Oosten. De steden Utrecht en Den Bosch, aan de noordrand van het hertogdom Brabant, waren in 1400 bijna twee keer zo groot als de grootste Hollandse steden Dordrecht en Haarlem. (…) Holland ontwikkelde zich tot een vervoersnatie en beschikte in de vijftiende eeuw reeds over een van de grootste handelsvloten van Europa. Met een geschatte omvang van 40-50.000 ton konden de Hollanders al meer vracht aan dan de Genuezen of Venetianen.”

“Ideologische was de Republiek ernstig verdeeld. De Opstand had de gereformeerden (calvinisten) de wind in de zeilen gegeven, maar slechts een beperkt deel van de bevolking had zich daadwerkelijk bij die kerk aangesloten. Over het hele land bezien was wellicht niet meer dan tien procent lidmaat van de Gereformeerde Kerk.”

“1648. De oorlog was ten einde de Republiek nu ook werkelijk als zelfstandige staat erkend door alle Europese mogendheden.”

“De Republiek en Engeland voerden tussen 1652 en 1674 driemaal oorlog. Vanaf 1672 waren Frankrijk en de Republiek gedurende veertig jaar bijna onafgebroken in oorlog. (…) Voor de Republiek stonden twee fundamentele belangen op het spel: de vrije handel en de territoriale integriteit. In de ogen van menig politicus werd de handel het meest bedreigd door Engeland, terwijl Frankrijk de belangrijkste militaire dreiging vormde.”

“De internationale status van de Republiek, als zelfstandige staat en vervolgens als mogendheid van de eerste rang, was te danken aan het ontzag dat het Staatse leger en de Staatse vloot wisten af te dwingen in de vele gewapende conflicten van de zeventiende eeuw. Dat succes was, zeker voor zover het de vloot betrof, in belangrijke mate verbonden met de economische rol van de Republiek als vrachtvervoerder van Europa.”

“Het moet gezegd dat de financiële structuur van de Republiek op het eerste gezicht een allesbehalve solide indruk maakte. In de Unie van Utrecht (1579) was weliswaar besloten dat er een nationaal belastingstelsel moest komen, in feite zou het tot 1805 (!) duren voor dit ook werkelijk gerealiseerd werd. In de tussentijd moest het geld met allerlei kunstgrepen bijeengebracht worden.”

“De economie van de Republiek was (…) sterk gecommercialiseerd, internationaal georiënteerd en steunde op een breed sociaal draagvlak.”

“Op initiatief van Oldenbarnevelt ontstond in 1602 uit een fusie van verschillende Hollandse en Zeeuwse compagnieën een nieuw bedrijf, de Verenigde Oostindische Compagnie. (…) De VOC kreeg bij oprichting van de Staten-Generaal het monopolie op de handel met de gebieden ten oosten van Kaap de Goede Hoop. Omdat de VOC ontstond uit een aantal lokale initiatieven, behield het bedrijf altijd een hybride structuur van zes zogeheten kamers.”

“Tot het midden van de zeventiende eeuw bedienden plantages zich nog geregeld van contractarbeid uit het moederland. Na 1650 werden ze uitsluitend door Afrikaanse arbeiders bewerkt. Maar al voor die tijd was de slavenhandel in een stroomversnelling gekomen. (…) Tot ver in de negentiende eeuw zouden de Nederlanders een vooraanstaande rol blijven spelen in deze mensenhandel. Merkwaardig genoeg was die handel zelf vaak nauwelijks lucratief. De slavenhandel met Brazilië was ronduit verliesgevend, en economisch alleen maar interessant omdat zonder arbeid ook de plantages waardeloos zouden worden.”

“Waar de Europeanen doorgaans de Aziaten met een zeker respect behandelden, beschouwden zij de inheemse bevolkingsgroepen van Amerika en Afrika als minderwaardig en traden ze hen dienovereenkomstig tegemoet.”

“Qua omvang was de VOC, met een personeelsbestand in 1689 van ongeveer 22.000 werknemers, veruit het grootste Nederlandse bedrijf uit die tijd en waarschijnlijk was het inde zeventiende eeuw zelfs het grootste bedrijf ter wereld. Maar voor de juiste proporties is het goed te beseffen dat het Nederlandse leger in personeel gemeten op dat moment vier tot vijf keer zo groot was.”

“Van degenen die in dienst van de VOC naar de Oost vertrokken, keerde twee derde nimmer terug naar Europa.”

“De omvang van de koloniale handel moet ruw geschat zo’n tien procent van de totale buitenlandse handel van de Republiek belopen hebben. Dat is heel wat, maar het blijft van belang te bedenken dat het overgrote deel van de handel zich afspeelde binnen Europa.”

“Volgens de beste schattingen waarover we nu beschikken, vestigde zich in de  loop van de zeventiende eeuw minstens een half miljoen vreemdelingen op het grondgebied van de Republiek. Als gevolg daarvan was zes tot acht procent van de bevolking van buitenlandse afkomst.”

“Men kan de rol van de Oranjes in de zeventiende eeuw niet begrijpen zonder hun militaire functies mee in beschouwing te nemen. Juist op het militaire vlak waren de coördinatieproblemen van de Republiek het meest acuut. In die behoefte voorzagen de Oranje-stadhouders boven verwachting.”

“Het grootste project van taalkundige vernieuwing werd niet door letterkundigen maar door de Gereformeerde Kerk geëntameerd. De Synode van Dordrecht besloot in 1618 dat een standaardvertaling van de Bijbel de beste voorwaarde was om de jonge Staat der Nederlanden te vestigen op een correcte uitleg van Gods Woord.”

“Met hun hoge eisen aan moraal en levenswandel van de lidmaten, maakten de preciezen het de Gereformeerde Kerk te enen male onmogelijk om uit te groeien tot een ware volkskerk, waarin de meeste Nederlanders zich konden vinden. De omvang van de aanhang weerspiegelt deze exclusiviteit. In 1587 was nog geen tien procent van de inwoners van de Republiek aangesloten bij de Gereformeerde Kerk.”

“In 1715 was de rek eruit en de conclusie was onvermijdelijk: het land zou zich moeten beperken tot een houding van strikte neutraliteit. Daarmee werd dus ook afscheid genomen van de gedachte dat de gewapende macht zou kunnen helpen om vitale handelsbelangen te beschermen. De kooplieden moesten voortaan zichzelf zien te redden.”

“Gedurende een groot deel van de zeventiende eeuw slaagden de steden en gewesten erin, om de Republiek tot een werkbare eenheid en daarmee tot een mogendheid van de eerste rang te smeden. Dat een zo jonge en relatief kleine staat gedurende een eeuw zo’n vooraanstaande rol op het internationale toneel kon spelen (…) was inderdaad verbazingwekkend. (…) Dit gebeurde niet ondanks, maar juist mede dankzij de losjes in elkaar gestoken staatsstructuur.”

“Het had de Nederlanders een mooie erfenis achtergelaten. Aan het begin van de negentiende eeuw was Nederland per hoofd van de bevolking nog altijd het rijkste land van Europa, wellicht de hele wereld. Tot in de twintigste eeuw was Nederland een wereldmacht.”

Plaats een reactie