Wat betekent Gods heil en redding voor ons mensen nu? Die grote vraag stelt Stefan Paas zich in dit boek – en hij schreef er een prachtig boek over. 

Prachtig omdat hij zijn persoonlijke geloofsverhaal vertelt, en telkens meeneemt in zijn boek, omdat hij de context van de tijd waarin wij nu leven voluit serieus neemt, en omdat hij de kerkgeschiedenis van de afgelopen paar honderd jaar ook heel goed verwerkt en bevraagt.

Dat levert geen klip en klaar antwoorden-boek op. Maar wel een hele boeiende, en concrete zoektocht. Paas komt eigenlijk met een soort doorstart van het denken over en de praktijk van verlossing, bekering, heil, redding, en dat soort woorden. Hij laat het oude niet zomaar los, maar geeft wel aan dat dat niet meer ‘werkt’ en volstaat. Zijn 2.0-versie is praktischer, breder en minder individueel. Wat mij betreft heel raak, ook als is het nog geen af-verhaal.

Intussen schrijft Paas ook nog eens heel erg goed, beeldend, scherp en aanstekelijk. Zeker de passages over de schepping, van veldleeuwerik tot de natuur bij zijn opa op de boerderij, zijn ontroerend mooi.

Heel veel in dit boek trof mij en sprak me aan, hieronder een selectie van wat ik tijdens het lezen onderstreepte:

“Dit is een boek over ‘heil en redding in deze tijd’. Het is een kritisch onderzoek van de manier waarop het westerse christendom heeft gesproken over het goede nieuws van God. Tegelijk is het een poging om dit goede nieuws opnieuw te verbinden met de grote vragen van onze samenleving – vragen over rechtvaardigheid, duurzaamheid en verbinding tussen mensen. (…) Het is een persoonlijk boek, niet geschreven vanuit een kant-en-klare oplossing, maar zoekend naar een verhaal waarmee ik zelf kan leven.”

“Pietisme radicaliseert de individuele kant van het christendom zodanig dat uiteindelijk alles neerkomt op de ontzagwekkende en transformerende ontmoeting tussen het individu en God.”

“Gods heil wordt juist daar ervaren waar liefdevolle verbindingen ontstaan of hersteld worden – vaak onverwacht en onwaarschijnlijk, zoals Jezus zich uitstrekte naar onwaarschijnlijke mensen.”

“Gods heil blijft op afstand wanneer wij onszelf handhaven, koste wat het kost sterk en in control willen zijn, anderen op afstand oordelen, een houding aannemen van beheersen en overheersen, of in de concurrentiestand schieten En Gods heil krijgt ruimte waar we de controle kwijtraken, schrikken van onszelf, degene op wie wij eerst neerkeken ‘uitnemender achten dan onszelf’, machteloos en hulpeloos worden, meer bezig zijn met te dienen dan gediend te worden. Het is hier waar we aangeraakt kunnen worden door genade.”

“Het ‘piëtistische bekeringsdrama’, dat wil zeggen: een machtige beweging rond het ‘ene nodige’: het herstel van een juiste relatie met God. De ziel van de piëtistische cultuur is de bekering van zondaren.”

“De piëtistische traditie is altijd een landschap geweest van hoge toppen en diepe dalen. Het is een spiritualiteit van obsessieve zielenknijperij en van verfrissende nuchterheid, van extatische vreugde, maar ook van eindeloze zelfkwelling.”

“Het piëtistische drama functioneert vooral nog in de laatste verzuilde overblijfselen van de christelijke eenheidscultuur, waarbinnen het zich als een bijna uitgestorven stam in de schamele restanten van een ooit eindeloos regenwoud verzet tegen de komst van de kettingzaag.”

“Is er in die concentratie op het individu dat hulpeloos voor God komt te staan en gered wordt iets wat culturen en klassen overstijgt? Protestantse vroomheidsbewegingen hebben zelf in elk geval vaak gedacht dat hun ervaring van alle tijden en plaatsen is.”

“Wanneer we een poging doen om het vroegkerkelijk spreken over redding en heil toch enigszins van een paraplu t voorzien, dan gaat het hier over de almacht van God die niet kan worden geblokkeerd door zonde, ziekte, vervolging, demonen of door enige tegenwerking van schepselen Niet de vraag ‘hoe kan ik gered worden uit de wereld?’ staat centraal, maar ‘hoe kan God zijn schepping redden uit de machten van zonde en dood?’.”

“Eer is reden genoeg om voorzicht te zijn met de veronderstelling dat het piëtistische evangelie – dat zozeer geworteld is in de context van een christelijke beschaving – universeel is en van alle tijden. (…) Het piëtistische bekeringsdrama is een selectie ut – en daarmee een versmalling van – het rijke soteriologische arsenaal van de vroege kerk.”

“Het heeft er alle schijn van dat het piëtistische bekeringsdrama steunt op bepaalde culturele funderingen die in Europa en Noord-Amerika aanwezig waren in de 18e en 19e eeuw, funderingen die in andere culturen ontbraken.”

“Het heil van God is voor iedereen, en juist daarom zal het voortdurend uitdrukkingen aannemen die voor de een hartverwarmend zijn en voor de ander vervreemdend. Het is op die manier, via een nooit ophoudende stroom van contextualisaties, dat een creatieve en overvloedige God zichzelf kenbaar maakt in de duizelingwekkende rijkdom van culturen.”

“Ons verstaan van Gods heil is verweven met een plaats en cultuur, en dit evangelie kan alleen lichamelijk – van mens tot mens, dienend en getuigend – verspreid worden.”

“Het piëtistische bekeringsdrama staat in veel opzichten op een kruispunt van de geschiedenis. De nadruk op het bekeerde individu die zich samen met andere bezielde burgers toelegt op maatschappelijke verandering weerspiegelt een nieuwe tijd – een tijd van beginnen democratisch denken en toenemende mogelijkheden Tegelijk heeft dit drama diepe wortels in de bloederige, gewelddadige en hiërarchische wereld die daaraan voorafging.”

“Geloven is primair iets wat we doen, en het is in het doen dat het denken begint.”

“Authentiek christelijk spreken over heil kan zich niet loszingen van de zoektocht naar gerechtigheid.”

“Hoe konden vrome christenen andere, minstens even vrome christenen in slavernij houden, hen vernederen, wreed mishandelen, hun gezinnen ut elkaar rukken – en oprecht menen daarmee het werk van god te doen? Stuiten we hier misschien op een theologische weeffout in het westers-christelijk spreken over heil en redding?”

“Naar mijn mening moeten we afscheid nemen van de verticale en vergeestelijkte soteriologie die het westerse christendom zo lang heeft gestempeld.”

“Gods heil komt tot ons als roeping, en in die roeping worden wij uitgenodigd om ons te laten redden. Maar de roeping komt eerst. (…) Mijn vermoeden is dat die roeping vooral daar op ons afkomt wanneer wij gaan bidden om gerechtigheid, en wanneer wij ons begeven in relaties en gemeenschappen waarin wij gevoelig worden voor onrecht (in de eerste plaats het onrecht waaraan wij zelf schuldig zijn), en leren verlangen naar recht, verzoening en vrede.”

“De theologie van ‘redding/verlorenheid’, in combinatie met de verkerkelijking van het heil, leidt er gemakkelijk toe dat de ‘verloren wereld’ vereenzelvigd wordt met de ‘wereld buiten de kerk’. De opsluiting van het bekeringsdrama in een kerkelijk institutionele sfeer versmelt dan met theologische oordelen over een weerbarstige en onwillige wereld, die hiermee haar verlorenheid nog maar eens bewijst. En dit kan weer leiden tot moeizame contacten met mensen die niet per se warm worden van de boodschap dat zij ‘verloren’ zijn omdat ze niet naar het de kerk gaan.”

“Misschien is het wel de kern van een christelijke wereldbeschouwing dat we uitgaan van een goede wereld (die weliswaar ernstig is aangedaan door het kwaad), en niet van een kwade of onverschillige wereld, waarin hier en daar nog wat onverklaarbare sprankjes goedheid t evinden zijn. Een goede en genadige God werkt in deze wereld, en Hij is niet de stamgod van vrome protestanten.”

“Hoe kunnen we spreken over heil en redding in het licht van de grootschalige ecologische crisis die zich nu voordoet? (…) Als ergens onze zelfhandhaving op grenzen stuit, is het wel hier.”

“Wanneer het heil losgescheurd wordt van de aarde, komt het buiten de schepping te staan, en vervolgens ertegenover.”

“Intimiteit met God is verweven met een intieme omgang met de natuur.”

“Het is niet vreemd dat een cultuur die niet meer danst met de schepping, uiteindelijk ook de ontvankelijkheid verliest voor God. Wezenlijk stuiten we hier op de noodzaak van bekering, dat wil zeggen: het punt waarop we onszelf verliezen (onze pogingen om alles te doorgronden, te begrijpen en te beheersen) en ontvankelijk worden voor God en de schepping.”

“Recht doen aan de schepping begint met recht doen aan hen die het meest lijden onder de uitputting van de aarde, leegvissen van zeeën, het dumpen van afval in verafgelegen oorden, en de verandering van het klimaat. Soteriologisch staat hier het kruis voorop: wie vanuit de gekruisigde Jezus kijkt naar de schepping, kan niet anders dan solidair zijn met hen die lijden in het ‘gemeenschappelijk huis’ dat wij bewonen.”

“Over een zee van bloed en tranen zijn wij naar ons consumptieparadijs gevaren.”

“Door het boek heen zagen we de ‘Copernicaanse wending’ van een ‘reddingboot-soteriologie’ naar een soteriologie waarin het gaat om de vernieuwing van de schepping en de aarde als onze toekomst. Daarmee verschuift het soteriologische zwaartepunt van ‘hoe kunnen wij verlost worden uit een (verloren) schepping?’ naar ‘hoe kunnen wij deelgenoot zijn van de verlossing van de schepping?’”

“Zending wordt participatie in de missie van God.”

“In de volheid van Gods heil kan geen tegenstelling bestaan tussen deelname aan Gods missie en geborgenheid in God. Daarom is die hele tegenstelling tussen ‘verticaal’ en ‘horizontaal’ zo vruchteloos.”

“Naastenliefde, gerechtigheid en duurzaamheid – dat zijn de akkers waarop Gods regen valt.”

“Gods heil manifesteert zich in de roeping om onze zelfhandhaving op te geven door ons biddend en werkend over te geven aan Gods missie van naastenliefde, gerechtigheid en verbondenheid met de schepping. In die roeping worden wij gered, een redding die zich laat ervaren als diepe affectieve veranderingen waarmee wij worden gevormd als Gods ‘koninklijke priesterschap’.”

“Shalom roept het beeld op van een weelderig bloeiende hof, met een ongelooflijke rijkdom aan levensvormen waar mensen en dieren in harmonie samenleven.”

“Een harmonieuze samenleving is een bloeiende samenleving. Hier vinden we ook een rechtvaardiging dat allerlei inzet voor eten, gezondheid, veiligheid, recht en vriendschap voluit missionair is, en bijdraagt aan Gods bedoelingen.”

“Gods missie is gericht op shalom, op een schepping die volledig en harmonisch tot bloei is gekomen. Dit kan alleen gebeuren in gemeenschappelijkheid, langs de weg van recht en gericht op verzoening. In die missie worden mensen betrokken als verbondspartners van God. Heil en redding houden in dat wij onze plaats vinden als verbondspartners, als vredestichters van de schepping.”

“Het christendom is er om vrede te stichten. Dat doet het  door liefdevolle relaties te leggen, te zoeken naar rechtvaardigheid in dienst van verzoening, in hoopvolle verwachting van Gods shalom. (…) Wij moeten gered worden van onszelf en van machten die zich verzetten tegen Gods vrede. Deze redding is te vinden ‘in Christus’, en zij wordt lichamelijk realiteit voor ons in een gemeenschap van liefde, recht en verzoening – de akkers van het evangelie.”

Plaats een reactie