Een vermogende zakenman hielp vanuit zijn doopsgezinde geloof Amsterdam in de 19e eeuw enorm vooruit. Vandaar de ondertitel: ‘Piet van Eeghen en de metamorfose van Amsterdam, 1816-1889’. 

Achter de schermen startte Van Eeghen belangrijke initiatieven om Amsterdam en het leven van de Amsterdammers te verbeteren. Hij begon met de ziekenzorg, en ging door met hulp aan prostituees, en stichtte de eerst woningbouwvereniging. Ook het Vondelpark en het Stedelijk Museum kwamen dankzij zijn inspanningen van de grond.

Doordat hij deze dingen vooral ‘netwerkend’ voor elkaar kreeg, is hij altijd op de achtergrond gebleven. Dit boek verandert dat. En terecht – met zijn gelovige drijfveer, zijn netwerk, zijn geld en zijn tijd deed hij veel goeds. In een tijd dat de Amsterdamse gemeentelijke overheid een zeer beperkte taakopvatting had.

Wat mij opviel tijdens het lezen:

“Van Eeghen leefde van 1816 tot 1889. In die 75 jaar was Amsterdam van een achtergebleven, verfvallen stadje veranderd in een overvolle, maar levendige en moderne metropool. Van Eeghen maakte deze transformatie niet alleen mee, hij maakte haar mede mogelijk en gaf haar mede vorm. Dankzij het initiëren, leiden en financieel steunen van verschillende burgerinitiatieven, altijd samen met andere vermogende Amsterdammers, speelde hij een cruciale rol in ingrijpende verandering van de stad in de tweede helft van de negentiende eeuw. Dit alles deed hij zonder ooit een openbare bestuursfunctie in de stad te vervullen.”

“Hij zette niet alleen anderen aan tot donaties maar besteedde ook een aanzienlijk deel van zijn eigentijd en fortuin aan de structurele modernisering van Amsterdam en wist daarbij een groot netwerk van vermogende medeburgers te activeren. Het aantal burgerinitiatieven waaraan hij deelnam was opvallend groot en divers: van woningbouw tot ziekenzorg, van stadsmusea tot de aanleg van een park.”

“Het doopsgezinde geloof was een belangrijke drijfveer in zijn hele leven. Ook ander factoren speelden een rol: een breed gedragen vooruitgangs- en opvoedingsideaal voortkomend uit de Verlichting, een zekere competitie tussen weldoeners en een zakelijk vooruitziende blik. (…) De sterke verbondenheid met de stad is een niet te onderschatten motivatie geweest.”

“Piets oom en latere schoonvader Pieter Huidekoper (…) was de eerste doopsgezinde burgemeester in de geschiedenis van Amsterdam. Het was een enorme doorbraak voor alle niet-gereformeerden in de stad.”

1843 – particulier initiatief om de ziekenzorg in Amsterdam te verbeteren. 

“In 1844 verpleegden de zusters patiënten in 88 gezinnen, van verschillende standen en gezindten. Drie jaar later waren het al bijna driehonderd gezinnen en dat alles zonder enige overheidssubsidie. (…) Het beroep van pleegzuster (…) bood voor een bepaalde groep vrouwen een ongekende vorm van vrijheid, namelijk de vrijheid om te werken. (…) Het is aan Van Eeghen te danken dat de vereniging uiteindelijk besloot een aantal panden aan de Prinsengracht te kopen, en daar niet alleen de zusters te husvesten, maar ook een eigen ziekenhuis te beginnen. (…)( Dit betekende de introductie van beroepsverpleegsters in Nederlandse ziekenhuizen, waardoor de zorg op een hoger niveau kwam. En verpleging in het ziekenhuis werd voor het eerst ook een serieuze optie voor de meer welgestelde burgers. (…) Het is grotendeels aan Van Eeghen te danken dat de vereniging zich kon ontwikkelen van een organisatie voor wijkverpleging tot een modern ziekenhuis.”

1846 – vereniging om prostituees te helpen wee op het rechte pad te komen.

“De vereniging bood zowel materiele als geestelijke bijstand aan gevallen vrouwen die uit het beroep wilden stappen en was daarmee exemplarisch voor het Reveil. Dit was een vorm van ‘inwendige zending’: de evangelisatie in eigen land. (…) 1 januari 1848 opende Asyl Steenbeek zijn deuren: het eerste opvanghuis voor prostituees in Nederland. (…) In de herfst van 1848 gaf Van Eeghen zijn steun aan de oprichting van een tweede opvanghuis van Heldring: het Doorgangshuis in Hoenderloo, op de Veluwe. Dit nieuwe gesticht was bedoeld voor weer een andere categorie kwetsbare jonge mensen: verwaarloosde en moeilijk opvoedbare jongens, die dreigden in het criminele circuit te belanden of al gevangen hadden gezeten. (…) Van Eeghen schonk de grond waarop het Doorgangshuis werd gebouwd, inclusief bijbehorende tuinen en akkers. (…) Zetten groeide uit tot een waar gestichtsdorp met Van Eeghen als belangrijk financier achter de schermen en dominee Heldring als boegbeeld.”

1852 – eerste woningbouwvereniging van Amsterdam, met Van Eeghen als initiatiefnemer, bestuurslid en vanaf 1878 voorzitter van de vereniging.

“Wie de volksgezondheid in de stad daadwerkelijk wilde verbeteren moest ook iets aan de woonomstandigheden van de massa doen. (…) In totaal bouwde de vereniging in een halve eeuw 710 woningen in Amsterdam.”

“Het succes van het handelshuis Van Eeghen had te maken met de versoepeling van het monopolie van de Nederlandsche Handel-Maatschappij op Nederlands-Indië. (…) Een aanzienlijk deel van de winst uit het handelshuis besteedde Van Eeghen aan zijn maatschappelijke projecten in Amsterdam. Acceptatie van het koloniale systeem en het verbeteren van de wereld dichter bij huis konden heel goed samengaan in de 19eeeuw.”

1859 – Van Eeghen wordt commissaris bij De Nederlandsche Bank.

“In 1874 bleek een op de dertien Amsterdammers in een kelder te wonen, met een gemiddelde van 4,14 personen per kelder. In totaal ging het om bijna vijfduizend kelderwoningen. (…) Bijna allemaal waren ze vochtig en zaten ze vol met ongedierte.”

1864 – Van Eeghen neemt initiatief voor de aanleg van wat toen nog het ‘Rij- en Wandelpark heette, op een modderig stuk land aan de zuidkant van de stad – nu het Vondelpark.

“Het ambitieuze parkplan was van hem afkomstig en hij was tot zijn dood in 1889 voorzitter van de parkvereniging. (..) De initiatiefnemers combineerden een aantal argumenten waar hun gehoor gevoelig voor was: stedelijke trots, volksgezondheid en economisch belang. (…) Formeel gaf het stadsbestuur geen cent voor de aanleg van het park, maar informeel waren burgemeester en wethouders ook bij dit project van Piet van Eeghen weer nauw betrokken. (…) Met een burgemeester als erevoorzitter was de impliciete steun van het stadsbestuur aan het parkplan voor iedereen duidelijk. (…) Het bijzondere van het Vondelpark is dat particulieren hier openbare ruimte creëerden, naar eifgen inzicht en op eigen kosten – met instemming van de gemeente. (…) Van Eeghen liet in 1873 op eigen kosten een monumentale drinkfontein in het park aanleggen waaruit duinleidingwater kwam. Dit schone water was een luxe die normaal gesproken geld kostte, maar die elke Amsterdammer in het vondelpark opeens gratis kon krijgen.  Van Eeghen bewees opnieuw hoe belangrijk hij de volksgezondheid vond en hoe belangrijk het geloof voor hem was. Op de fontein stond de inscriptie: ‘Het geloof is een springbron des levens’.”

1874 oprichting vereniging als wegbereider van Stedelijk Museum.

“Van Eeghen was een van de belangrijkste verzamelaars in Amsterdam op het gebied van eigentijdse schilderkunst. (…) Bij de moeizame oprichting van het nieuwe Rijksmuseum speelde hij een belangrijke rol; bij de voorbereiding van het Stedelijk Museum een cruciale. (…) Na voorbereidingen achtte Van Eeghen de tijd rijp om tot officiële oprichting van een vereniging over te gaan. Het recept was hetzelfde als bij het Rij- en Wandelpark: eerst verzekerde Van Eeghen zich van de steun van een aantal belangrijke financiers en de burgemeester, vervolgens stelde hij een essentieel startkapitaal veilig (…) Pas daarna ging hij over tot officiële oprichting van de vereniging met bijbehorende publiciteit. Deze methode vereiste geduld, discretie en kapitaalkrachtige medestanders, maar minimaliseerde de kans op een publieke mislukking.”

“De fysieke nalatenschap van Van Eeghen en de zijnen in Amsterdam is niet gering: hele straten in de Jordaan en omgeving (de arbeiderswoningen), het voormalige Prinsengrachtziekenhuis, het Vondelpark inclusief de dure omringende straten, het Rijksmuseum en – mede dankzij de kinderen Van Eeghen – het Stedelijk Museum. (…) Een andere nalatenschap is zijn grote kunstcollectie, die uiteindelijk in het Amsterdam Museum terecht is gekomen. (…) Mrt al zijn burgerinitiatieven heeft hij een cruciale rol gespeeld in de ontwikkeling van Amsterdam in de tweede helft van de 19e eeuw. (…) In de regel was hij initiator, bestuurder, fondsenwerver en hoofsponsor ineen. Maar hij bleef ook altijd de zakenman. (…) Zijn ondernemingen moesten zich uiteindelijk zo veel mogelijk zelf kunnen bedruipen. Van Eeghen wilde structurele verbeteringen voor de stad tot stand brengen en om dat te bewerkstelligen streefde hij ernaar zijn burgerinitiatieven uiteindelijk rendabel te maken. (…) Het conservatief-liberale Amsterdamse stadsbestuur was het grootste deel van de19e eeuw bijzonder terughoudend in zijn taakopvatting, ook in vergelijking met stadsbesturen elders in Nederland. (…) De overheid had een afwachtende houding, maar bood wel bescheiden steun, al dan niet achter de schermen. Maar het initiatief moest van de burgers komen. De projecten van Van Eeghen laten zien dat particulier initiatief geenbelemmering was voor grotere overheidsbemoeienis, maar juist een motor.”

“Het overlijden van Van Eeghen markeerde het einde van een tijdperk. Enerzijds heeft hij op tal van terreinen een cruciale rol gespeeld bij de modernisering van Amsterdam. Anderzijds staat hij symbool voor een elitaire, informele bestuurscultuur, die al tijdens zijn leven ouderwets begon te worden. Van Eeghen had de stad gemoderniseerd, maar hij was zelf uit de tijd geraakt.”

Plaats een reactie